Op 1 oktober 2024 wordt de gemeenschappelijke gegevensbank ‘Terrorisme, Extremisme, Radicaliseringsproces’, kortweg de ‘GGB TER’ operationeel. Enkele maanden na het verschijnen van de zogenaamde TER-wet heeft de federale regering de verschillende verwerkingsmodaliteiten geconcretiseerd in een KB. Het gaat onder meer om de categorieën van personen die worden opgevolgd, de gebruikersrechten en de regels m.b.t. het beheer van de gegevensbank. De federale politie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de GGB TER en wordt aangewezen als beheerder.
TER GGB
Na de aanslagen in Brussel in 2016 werd beslist om alle gegevens over Syriëstrijders systematisch te verzamelen. Deze gekende ‘OCAD-lijst’ groeide in de jaren nadien verder door en werd omgevormd tot een gemeenschappelijke databank (GGB) met een veel ruimere toepassing. Er werden systematisch meer gegevens opgeslagen (bv ook m.b.t. haatpropagandisten en terrorismeveroordeelden) en meer betrokken overheidsdiensten raakten betrokken.
Maar er was jarenlang geen autonome wettelijke basis. De databank vond zijn basis in de Wet op het Politieambt en in verschillende KB’s. Begin dit jaar is de wetgever daarvan afgestapt. De databank kreeg via de zogenaamde TER-wet (‘de Wet tot oprichting van de gemeenschappelijke gegevensbank ‘Terrorisme, Extremisme, Radicaliseringsproces’) een eigen, stevige juridische grondslag. Tegelijk werd de werking bijgestuurd zodat de informatiedoorstroming tussen de verschillende overheidsdiensten nog vlotter kan verlopen.
Nu volgen de nodige uitvoeringsbepalingen waardoor de hervormde databank ‘GGB TER’ volledig gebruiksklaar is. De regering concretiseert de verwerkingsmodaliteiten van de gegevensbank, met name de categorieën van personen die worden opgevolgd, de gebruikersrechten en de beheersregels.
Beheer door federale politie
De federale politie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de GGB TER en wordt aangewezen als beheerder. De politiediensten zijn immers essentiële partners voor de inzameling van gegevens en informatie m.b.t. terrorisme. Bovendien berust de architectuur van de politionele gegevensbanken reeds op concepten van decentralisering (lokale politie) en van verbindingen met externe partners (de Algemene Nationale Gegevensbank van de politiediensten is bijvoorbeeld rechtstreeks toegankelijk voor het Comité P).
Operationeel beheer door OCAD
Het OCAD wordt aangeduid als operationeel verantwoordelijke. Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse staat in dat kader in voor de kwaliteitscontrole van de gegevens in verhouding tot de doeleinden van de databank, het coördineren van de voeding door de verschillende partners en het in plaats stellen van een concrete samenwerking, enz. De federale regering raakt die verschillende punten aan in haar KB.
Bevestiging door OCAD
Het OCAD is ook verantwoordelijk om – op basis van de gegevens in de databank – na te gaan of een persoon (meerderjarige of minderjarige van 12 jaar of ouder), een rechtspersoon of een feitelijke vereniging wel degelijk een foreign terrorist fighters, een homegrown terrorist fighter, een potentieel gewelddadige extremist, een terrorismeveroordeelde of een haatpropagandist is en of opvolging noodzakelijk is.
Toegangsrechten GGB TER
De TER-wet vereist dat de toegangsrechten tot de databank en de verschillende modaliteiten daarvan bij KB worden geregeld. De wetgever maakt daarbij een onderscheid tussen een creatierechten, schrijfrechten, vraagrechten en leesrechten. De federale regering gaat voor elke van de betrokken overheidsdiensten dieper in op de rechten waarover ze beschikken en wanneer die gelden. Zo zullen het OCAD, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten evenals de geïntegreerde politie, elk in het kader van zijn respectieve bevoegdheden, over een creatierecht, een leesrecht en een schrijfrecht beschikken. Deze diensten hebben bijgevolg wettelijk rechtstreekse toegang tot de gegevens en informatie van de databank;
De partnerdiensten – dat zijn de diensten die belangrijke contextuele gegevens verwerken m.b.t. de strijd tegen terreur zoals de Passagiersinformatie-eenheid van het Nationaal Crisiscentrum van de FOD Binnenlandse Zaken en het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen van de FOD Justitie – kunnen, onder bepaalde voorwaarden, beschikken over ofwel een leesrecht en een schrijfrecht ofwel een vraagrecht. Ze kunnen dus rechtstreeks of door middel van bevraging (in de vorm van HIT, NO HIT) toegang hebben tot de gegevens en informatie in databank.
Een derde categorie van diensten – diensten betrokken bij de opvolging en begeleiding van daders van misdrijven op basis van een mandaat van een gerechtelijke overheid- krijgen een leesrecht en een schrijfrecht. Er wordt geen toegangsrecht tot databank verleend aan andere diensten van de Gemeenschappen voor andere opdrachten, of tot de informatie betreffende de entiteiten die niet het voorwerp uitmaken van een begeleidings- of opvolgingsmaatregel. Daarom is hun toegang beperkt tot de gegevens en de informatie m.b.t. de entiteiten t.a. waarvan de betrokken dienst de begeleiding en de opvolging moet verzekeren.
Er gelden ook strikte toegangsvoorwaarden. Zo zal iedere dienst de personeelsleden die gemachtigd zijn tot toegang moeten identificeren, gelden in bepaalde gevallen veiligheidsmachtigingen, enz.