Een vraag? Een suggestie?
Tel.: 015 78 7600
Mail: klant.BE@wolterskluwer.com
Vul het formulier in


Verkeersvademecum 2024 (NIEUW)



In editie 2024 van het Verkeersvademecum werden alle wetswijzigingen verwerkt tot en met 1 december 2023. U kunt het boek meteen bestellen via onze webshop, waar u ook een overzicht vindt van de verwerkte wetswijzigingen.

Interventiezakboekje 2024 (NIEUW)



Het Interventiezakboekje 2024 bestaat uit 73 alfabetisch geordende fiches. Zij geven uitleg over de wettelijke en bestuurlijke aspecten van verschillende soorten interventies. U kunt het boek meteen bestellen via onze webshop.
 

Zakboekje strafrecht 2022



Het Zakboekje Strafrecht is een onmisbaar werkinstrument voor iedereen die beroepshalve met het strafrecht omgaat. Voor politieambtenaren onmisbaar om betrouwbare pv’s op te stellen. U kunt het boek meteen bestellen via onze webshop.

Wetboek wegverkeer en wegvervoer



Het Wetboek wegverkeer en wegvervoer bevat alle belangrijke verkeersgerelateerde wetteksten die van toepassing zijn in Vlaanderen. Daardoor is het boek een onmisbaar werkinstrument voor de dagelijkse politiepraktijk en tijdens de politionele opleidingen. U kunt het wetboek meteen bestellen via onze webshop.

Wijzigingen in het Wetboek van Strafvordering: hervorming van de spijtoptantenregeling

Nieuws - 25/04/2024
-
Auteur 
Droits Quotidiens Legal Design


Een wet van 14 april 2024 wijzigt diverse bepalingen van het Wetboek van Strafvordering. De wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op de aansprakelijkheid van de Staat jegens burgerinfiltranten, de procedure van voorafgaande erkenning van schuld en de spijtoptantenregeling.
Aansprakelijkheid van de burgerinfiltrant
Artikel 47novies/1 van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd om een paragraaf 3/1 toe te voegen. Deze paragraaf bepaalt dat de Staat aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door een burgerinfiltrant in zijn dienst. De relatie tussen burgerinfiltrant en Staat is derhalve vergelijkbaar met die van een opdrachtgever die aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door toedoen van zijn aangestelde.
Voorts wordt bepaald dat de burgerinfiltrant die in zijn functies schade berokkent aan de Staat of aan derden, deze slechts moet vergoeden wanneer hij een opzettelijke, zware of lichte fout die bij hem gewoonlijk voorkomt, begaat.
Tot slot kan een lasthebber, aangestelde of orgaan van de Staat slechts een rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid tegen de burgerinfiltrant instellen voor zover die het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt.
Voorafgaande erkenning van schuld
Artikel 216 van het Wetboek van strafvordering wordt vervangen. Zo is de procedure van voorafgaande erkenning van schuld voortaan mogelijk tijdens de onderzoeksfase in de volgende gevallen:
de procureur des Konings kan de toepassing van de procedure voorstellen tijdens het gerechtelijk onderzoek, na het verplicht en bindend advies van de onderzoeksrechter over de stand van het onderzoek, evenals na overzending van het dossier door de onderzoeksrechter;
de procureur des Konings kan dit ook voorstellen wanneer de zaak reeds bij de feitenrechter aanhangig is gemaakt.
Er moet worden opgemerkt dat de toepassing van de procedure van voorafgaande erkenning van schuld alleen kan worden toegestaan nadat schadevergoeding is betaald aan de slachtoffers.
In het geval van fiscale of sociale misdrijven waarmee belastingen of sociale bijdragen konden worden ontdoken, is de procedure pas mogelijk nadat de dader van het misdrijf de door hem verschuldigde ontdoken belastingen of sociale bijdragen, inclusief de intresten, heeft betaald, en de fiscale of de sociale administratie daarmee heeft ingestemd.
Spijtoptantenregeling
Artikel 216/1 wordt gewijzigd en bepaalt nu dat de procureur des Konings een vertrouwelijk overleg organiseert met een spijtoptant en zijn advocaat met het oog op het formuleren van proportionele toezeggingen in het licht van de door deze persoon af te leggen verklaringen, van het door hem gepleegde misdrijf, van het misdrijf waarover verklaringen zullen worden afgelegd en de ernst van de eventuele gevolgen ervan, en van eventuele verzachtende omstandigheden.
Artikel 216/2 bepaalt nu uitdrukkelijk dat de spijtoptantenregeling ook mogelijk is tijdens het opsporingsonderzoek. Er is nu bepaald dat het tijdstip waarop een exemplaar van het memorandum aan het strafdossier moet worden toegevoegd, niet later mag zijn dan het ogenblik van toevoeging van de eerste verklaring van de spijtoptant.
Merk op dat het nieuwe artikel 216/3 voorziet in de mogelijkheid om het memorandum aan te passen/aan te vullen, mits het akkoord van de procureur des Konings en van de spijtoptant.
Een nieuw artikel 216/5 betreft het toezicht op de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethoden tijdens de spijtoptantenregeling. Op vordering van het openbaar ministerie onderzoekt de kamer van inbeschuldigingstelling de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethoden die worden gebruikt in een gerechtelijk onderzoek/opsporingsonderzoek tegen de spijtoptant vooraleer het memorandum wordt bekrachtigd. De kamer van inbeschuldigingstelling moet de spijtoptant en zijn advocaat, en in voorkomend geval het slachtoffer en zijn advocaat horen in aanwezigheid van de procureur-generaal.
Artikel 216/7 is gebaseerd op het huidige artikel 216/5 van het Wetboek van Strafvordering en betreft de toezegging van het openbaar ministerie in het kader van de strafvordering. Er zijn aanpassingen aangebracht in paragraaf 2, die betrekking heeft op de procedure die moet worden gevolgd als het memorandum tijdens het opsporingsonderzoek wordt gesloten.
Het nieuwe artikel 216/8 neemt de regels van de laatste leden van het huidige artikel 216/5, paragraaf 3, van het Wetboek van Strafvordering over. Indien de toezegging wordt afgewezen en geen nieuw memorandum wordt voorgelegd, kunnen het ondertekende memorandum en de documenten die werden opgemaakt en de verklaringen die werden afgelegd in het kader van de procedure, door de spijtoptant, niet dienen om zijn veroordeling te ondersteunen. Zij kunnen niet ten laste van de spijtoptant worden aangewend in een andere procedure en ze zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.
Het nieuwe artikel 216/9 herneemt de regels van het huidige artikel 216/5, paragraaf 2 en paragraaf 3, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit heeft betrekking op de vervangende straf.
Het nieuwe artikel 216/10 bepaalt dat wanneer de vervangende straf een criminele straf is behorend tot de bevoegdheid van het hof van assisen, de procureur-generaal de dagvaarding voor de preliminaire zitting laat betekenen aan de spijtoptant, de burgerlijke partij en hun advocaten.
De procureur-generaal moet in een enkel exploot bepaalde elementen laten betekenen aan de spijtoptant en aan de burgerlijke partij. Deze elementen zijn:
het arrest betreffende de preliminaire zitting;
de dagvaarding om te verschijnen op de zitting die wordt gewijd aan de samenstelling van de jury; en
de dagvaarding om te verschijnen op de zitting om uitspraak te doen over de vervangende straf.
We vermelden tot slot dat de procureur-generaal de straf vordert die van toepassing wordt ingeval de spijtoptant de voorwaarden zoals opgenomen in het memorandum niet nakomt of niet heeft nagekomen.
Artikel 216/ 11 herneemt de regels van het huidige artikel 216/5, §5 van het Wetboek van Strafvordering. Voortaan is echter bepaald dat de procureur-generaal bij het hof van beroep de toepassing vordert van de straf die overeenkomstig artikel 216/10 door het hof van assisen is uitgesproken.
De toezegging van het openbaar ministerie over de strafuitvoering en de toezegging van het openbaar ministerie in de fase van de hechtenis komen aan bod in de artikels 216/12 en 216/13. De bestaande teksten in dit verband worden niet herzien, omdat ze slechts weinig worden toegepast.
Artikel 216/14 betreft het parlementair toezicht op basis van het jaarlijkse verslag van de minister bevoegd voor justitie. Dit verslag betreft de toezegging van het openbaar ministerie over de strafuitvoering en in de fase van hechtenis. Via dit verslag verstrekt de minister informatie over het aantal opsporingsonderzoeken en gerechtelijke onderzoeken die aanleiding gegeven hebben tot deze maatregelen, over het aantal betrokken personen en over de behaalde resultaten.
Bestuursverbod
Artikel 216bis, § 2, van het Wetboek wordt gewijzigd. Zo kan het openbaar ministerie voortaan in het kader van een minnelijke schikking een bestuursverbod opleggen als beveiligingsmaatregel, en dit bovenop de voorgestelde geldsom.
Merk op dat in artikel 216bis een bepaling is opgenomen betreffende de beslissing tot bekrachtiging van de minnelijke schikking. Er is bepaald dat deze in openbare zitting wordt uitgesproken.
Inwerkingtreding en opheffing
De wet treedt in werking op 4 april 2024.
De wet heft artikel 346/1 van het Wetboek van Strafvordering op.

Bron:  14 april 2024. - Wet houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering II,BS 22 april 2024, bl. 44929.