Artikel 8.25 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd door de wet van 27 maart 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen. Dit artikel bepaalt voortaan dat afschriften gemaakt door de notaris, de burgemeester of de ambtenaar van de burgerlijke stand wettelijke bewijswaarde hebben.
Artikel 8.25 van het Burgerlijk Wetboek over de bewijswaarde van afschriften is gewijzigd. Deze wijziging is bedoeld om een leemte op te vullen.
Artikel 1, lid 4 van de wet van 16 maart 1803 bepaalt dat de notaris afschriften kan maken die hij voor eensluidend verklaart en waarvan hij de herkomst/identiteit en de handtekeningen van de partijen waarmerkt. Momenteel vallen deze afschriften echter onder het toepassingsgebied van artikel 8.25, tweede lid. Dit leidde tot onzekerheid over de bewijswaarde van het gemaakte afschrift. Als gevolg daarvan kon overlegging van het origineel van een document nog steeds worden gevorderd.
Daarom is aan artikel 8.25 een nieuw lid toegevoegd om te bevestigen dat het overeenkomstig artikel 1 van de Wet 1803 gemaakte gewaarmerkte afschrift dezelfde bewijswaarde heeft als het geschrift waarvan het verondersteld wordt een getrouwe en duurzame kopie te zijn. De overlegging van het originele document is derhalve niet langer vereist.
Dezelfde regel geldt voor artikel 126 van de Nieuwe Gemeentewet. De burgemeester en de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben de bevoegdheid om afschriften van stukken voor eensluidend te verklaren.
Bron: 27 MAART 2024. - Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen Ibis,BS 29 maart 2024, bl. 38632.