Vanaf 1 juli 2024 gelden nieuwe regels voor de beveiliging van radioactieve stoffen, in het bijzonder om het hoofd te bieden aan diefstal en sabotage. Zowel voor inrichtingen waar zich radioactieve stoffen bevinden als inrichtingen die gebruikt worden tijdens mobiele toepassingen of tijdens tijdelijke of occasionele werkzaamheden.
Toepassingsgebied
Het toepassingsgebied van
het KB Beveiliging radioactieve stoffen van 17 maart 2024 omvat de beveiliging van alle radioactieve stoffen die omwille van stralingsbescherming onder reglementaire controle vallen, inclusief radioactief afval, al dan niet in een toestel, in industriële inrichtingen, in medische inrichtingen alsook de radioactieve stoffen die aanwezig zijn in de nucleaire installaties zowel in operationele fase als tijdens stopzetting en ontmanteling. Het betreft hier alle radioactieve stoffen in eender welk vorm dus zowel ingekapselde als niet ingekapselde radioactieve stoffen, en ook niet geconditioneerd en geconditioneerd afval.
Het besluit dekt ook de beveiliging van kernmaterialen af die niet geregeld wordt door de
BeveiligingsKB’s van 17 oktober 2011. Ook geconditioneerd afval dat kernmaterialen bevat en bestemd is voor de bovengrondse berging maar er zich nog niet in bevindt, kan op basis van dit KB beveiligd worden. Maar om dat mogelijk te maken moet de exploitant wel kunnen aantonen dat de kernmaterialen aanwezig in dit afval kunnen beschouwd worden als niet verspreidbaar, niet recupereerbaar en economisch niet meer terugwinbaar met de huidige technologie zodat deze niet meer bruikbaar zijn voor nucleaire toepassingen, zodat de veiligheidsrang van de kernmaterialen kan opgeheven worden.
Vallen niet onder het toepassingsgebied van het KB:
• | de radioactieve stoffen die aanwezig zijn in "veiligheidszones" in de zin van de nucleaire regelgeving; |
• | de beveiliging van de bergingssites voor radioactief afval (daarvoor geldt specifieke regelgeving). |
Indeling in categorieën
Alle radioactieve stoffen worden ingedeeld in ‘veiligheidscategorieën’. Enkel voor de hoogste 3 categorieën voorziet het besluit in specifieke beveiligingsmaatregelen. Voor de 2 lagere categorieën voorziet
de Wet Ioniserende stralingen de verplichting voor het FANC om ‘regels voor het behoedzaam beheer’ op te stellen.
Deze indeling in categorieën gebeurt op basis van de R-waarde van een individueel radionuclide. Deze R-waarde duidt de gevaarlijkheid van de radioactieve stof aan. Wanneer er zich meerdere radioactieve stoffen in dezelfde ruimte bevinden wordt een sommatieregel toegepast waarbij de R-waardes worden opgeteld (in een aantal specifieke gevallen wordt deze sommatieregel niet toegepast). Op basis van deze R-waarde wordt er een beveiligingsniveau toegekend aan de ruimte waarin de radioactieve stoffen zich bevinden. Aan elk van de beveiligingsniveaus worden beveiligingsmaatregelen gekoppeld.
Beveiligingsmaatregelen
Er zijn specifieke verantwoordelijkheden voor de exploitant die radioactieve stoffen van de hoogste categorieën in zijn bezit heeft. Onder meer m.b.t. het opstellen, implementeren en onderhouden van een radiologisch beveiligingssysteem aangepast aan het beveiligingsniveau van zijn inrichting.
In geval van specifieke dreigingen moet dit systeem aangepast kunnen worden. Verder worden er aan de exploitant verplichtingen opgelegd om dit beveiligingssysteem te testen, te verifiëren en in stand te houden.
Er zijn ook specifieke beveiligingsmaatregelen gedefinieerd voor het gebruik van radioactieve stoffen buiten de vergunde inrichting, bij mobiele toepassingen, of bij tijdelijk en bij gelegenheid uitgevoerde werkzaamheden.
De exploitant moet zijn radiologisch beveiligingssysteem beschrijven in een beveiligingsplan. Het KB voorziet in een procedure voor de erkenning van het radiologisch beveiligingssysteem van inrichtingen waar radioactieve stoffen van de categorie 1, 2 en 3 aanwezig zijn. Om deze erkenning aan te vragen maakt de exploitant gebruik van het beveiligingsplan dat hij opgesteld heeft.
Afgevaardigde voor radiologische beveiliging
De exploitant moet een afgevaardigde voor de radiologische beveiliging aanduiden. Die krijgt een aantal specifieke beveiligingsopdrachten zonder dat dit afbreuk doet op de finale verantwoordelijkheid van de exploitant.
Performance based-aanpak
Er is geopteerd voor een prescriptieve aanpak en niet voor een ‘performance based-aanpak’, en dit voornamelijk omdat het voor de betrokken exploitanten (veelal medische inrichtingen en industriële sites) makkelijker zal zijn de beschreven maatregelen te implementeren.
Diefstal en sabotage
De regering voorziet specifieke maatregelen die het risico voor diefstal en sabotage voorkomen. En dat in overeenstemming met de DBT die specifiek voor inrichtingen met radioactieve stoffen werd opgesteld.
Voor wat betreft sabotage moet de exploitant toch een bijzondere aandacht schenken aan het risico van "insiders", dit wil zeggen de dreiging die gevormd wordt door eigen personeelsleden die omwille van bijvoorbeeld ontevredenheid, wraakgevoelens, hun overtuigingen, ... zich mogelijk tegen de eigen werkgever keren en mogelijk kwaadwillige acties ondernemen waarbij ook mogelijke sabotageacties.
Veiligheidsattesten
Voor wat betreft de evaluatie van de betrouwbaarheid van personen is er geopteerd om te werken met veiligheidsattesten. De veiligheidsattesten zijn nodig voor personen die toegang moeten hebben tot de radioactieve stoffen, de beveiligde ruimtes of de radiologische beveiligingsdocumenten. Er kunnen alternatieve maatregelen worden genomen om het veiligheidsattest te vervangen voor specifieke gevallen en dit op basis van risicoanalyses van de exploitant.
In werking: 1 juli 2024 (met overgangsbepalingen).