De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel stemt in met het Verdrag van de Raad van Europa van 16 mei 2015 ter voorkoming van terrorisme. In dat terrorismepreventieverdrag engageren de staten zich om het publiekelijk uitlokken van terroristische misdrijven, het rekruteren voor terrorisme en het trainen voor terrorisme strafbaar te stellen.
De
terroristische misdrijven die het verdrag viseert, zijn de misdrijven die vermeld worden in de internationale verdragen die uitvoering geven aan het
VN-Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme. Ze worden opgesomd in bijlage bij het terrorismepreventieverdrag. Bijvoorbeeld: vliegtuigkapingen, gijzelnemingen, aanslagen tegen diplomaten, aanslagen op boorplatforms, nucleair terrorisme...
Het verdrag dwingt de staten om een preventiebeleid te voeren om terrorisme te voorkomen en het versterkt de samenwerking, zowel op preventie- als op justitieel vlak. Dat laatste onder het motto: ‘ofwel uitleveren, ofwel zelf berechten’. Ons land zou wel een voorbehoud formuleren voor feiten van politieke aard. Het terrorismepreventieverdrag voert tot slot een verplichting in om de slachtoffers van terroristische daden te vergoeden.
Het bewuste verdrag is voor ons land een gemengd verdrag, waarvoor de federale overheid en de Gemeenschappen bevoegd zijn. De tekst wacht nog enkel op de goedkeuring van de Duitstalige Gemeenschap. 10 dagen na de publicatie van de federale instemming kan het verdrag uitwerking krijgen in ons land. Buiten België is het terrorismepreventieverdrag al van toepassing in
39 staten.
Bron: Ordonnantie van 2 juli 2020 houdende instemming met het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, BS 9 juli 2020.