De personeelsleden van OCMW’s, ziekenfondsen, kinderbijslagkassen, Fedasil en alle andere sociale zekerheidsinstellingen moeten geen initiatief meer nemen om zaken die ze tijdens hun job te weten komen en mogelijk verband houden met een terroristisch misdrijf aan te geven bij het parket. Het Grondwettelijk Hof heeft deze ‘actieve informatieplicht’ in artikel 46bis/1 §3 van het Wetboek van Strafvordering vernietigd.
Volgens het Hof is de formulering van ‘informaties die ernstige aanwijzingen kunnen uitmaken van een terroristisch misdrijf bedoeld in boek II, titelIter van het Strafwetboek’ veel te vaag is waardoor het een bron is van rechtsonzekerheid.
Daarnaast is het Hof van mening dat van een personeelslid van een socialezekerheidsinstelling niet kan worden verwacht dat het over de juiste deskundigheid en vereiste middelen beschikt om te beoordelen of iemand daadwerkelijk de intentie heeft om een terroristisch misdrijf te plegen. Er wordt van de betrokkenen gevraagd om een juridische kwalificatie toe te kennen aan het gedrag van de uitkeringsgerechtigde of de sociaal verzekerde van wie ze het dossier beheren in het kader van erg complexe misdrijven die vereisen dat aan verschillende voorwaarden is voldaan, waaronder het crimineel opzet om een misdrijf te plegen. Het risico op fouten bij die beoordeling is reëel. Het personeelslid kan onvoldoende voorzien of hij een strafrechtelijk misdrijf pleegt door over zijn cliënt informatie te onthullen die door het beroepsgeheim is gedekt.
De bepaling vormt dus een inbreuk op de voorzienbaarheid van de strafbaarstelling.
Artikel 46bis/1 §3 van het Wetboek van Strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 17 mei 2017 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering om de strijd tegen het terrorisme te bevorderen, wordt dus vernietigd.
Let op: de passieve informatieplicht die voorzien is artikel 46bis/1 §1 en 2 van het Wetboek van Strafvordering blijft overeind. De betrokken personeelsleden zijn dus nog steeds verplicht om àlle administratieve inlichtingen onverwijld door te geven die door de procureur des Konings worden gevorderd in het kader van de opsporing van terroristische misdrijven. Wie dit niet doet riskeer een geldboete van 26 tot 10.000 euro.
Herinner ook dat het beroepsgeheim niet absoluut is. De houder kan zich immers bij uitzondering ontdoen van zijn geheimhoudingsplicht door zich te beroepen op de noodtoestand. Bovendien stellen artikelen 458bis en 458ter van het Strafwetboek in een aantal situaties spreekrecht in.
Bron: GwH 14 maart 2019, nr. 44/2019.Extra informatie: Wet van 17 mei 2017 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering om de strijd tegen het terrorisme te bevorderen, BS 3 juli 2017.