Omzendbrief GPI 81 legt de bijzondere bijstandsteams (BBT) van de lokale politie strengere eisen op met betrekking tot kwaliteit en opleiding. Voormalig minister van Binnenlandse Zaken, Joëlle Milquet, wil onder meer kwaliteitsstandaarden voor de selectie, opleiding en evaluatie van het personeel en gecertificeerde procedures en scenario’s voor de inzet en werking van de BBT.
Het Comité P drong in 2009 al aan op duidelijke richtlijnen. Het dossier kwam na de zaak Jonathan Jacob in een stroomversnelling. De problemen rond kwaliteit, opleiding, eenvormigheid en synergie met de gespecialiseerde steun en interventieteams van de federale politie werden in april 2014 opnieuw aangehaald in een bijkomend toezichtsonderzoek.
Inzet BBT bij ‘bijzondere risico’s’
Bijzondere bijstandsteams kunnen worden ingezet voor taken met een ‘bijzondere risicograad’. Het gaat onder meer om het overbrengen van gevangenen categorie 2, controle van gevaarlijke personen, interventies bij opstanden in een penitentiaire instelling, enz. Maar wanneer er concrete aanwijzingen zijn dat er automatische vuurwapens, zware munitie, explosieven of granaten aanwezig zijn of dat er sprake is van intentioneel vuurwapengebruik, zijn de speciale eenheden van de federale politie aan zet.
De federale interventieteams krijgen ook voorrang in situaties met een ‘hoge risicograad’ die een gespecialiseerde tussenkomst vragen. De BBT mogen in principe niet optreden bij een Fort Chabrol of een (terroristische) gijzeling. Maar wanneer de federale steun niet of niet tijdig beschikbaar is, moet steun van lokale teams worden afgewogen. De federale politie moet haar rol wel verduidelijken (service level agreement). Communicatie staat centraal.
Bij twijfel zullen de lokale en federale politie overleggen wie tussenkomt, onverminderd de geldende aanvraag- en inzetprocedures. Samen met de bevoegde overheden wordt dan beslist hoe de situatie verder wordt afgehandeld.
Korpschef beslist
De korpschef van de lokale politie beslist over de oprichting, de organisatie en het takenpakket van de bijzondere bijstand. Zijn beslissing is gebaseerd op een behoeften- en risicoanalyse.
Hij moet in dit kader ook voorzien in de selectie, opleiding, training, middelen en periodieke evaluatie van het personeel én een jaarlijkse evaluatie toesturen aan de AIG.
Lokale selectie teamleden
De leden van de BBT worden geselecteerd op lokaal niveau, eventueel met ondersteuning van de nationale opleidingscoördinator. Bij de selectie wordt rekening gehouden met criteria als vrijwilligheid, attitude, stressbestendigheid, geweldbeheersing en fysieke geschiktheid.
Inzet BBT degelijk voorbereiden
Tussenkomsten met bijzondere risicograad vragen een nauwgezette risicoanalyse en voorbereiding. De wettelijkheid, evenredigheid, subsidiariteit en opportuniteit van de inzet wordt getoetst. En er wordt gekeken naar de impact van het optreden op derden, de kwetsbaarheid van de aan te houden persoon, de materiële schade, enz. De leidinggevende en de uitvoerende politieambtenaren moeten hierbij steeds de reflex hebben om de procedure te heroverwegen of de interventie uit te stellen.
Er wordt ook een inschatting gemaakt van de in te zetten middelen, eventuele bijzondere bewapening.
Werken op basis van kwaliteitsstandaarden
Om zich beter te kunnen voorbereiden op interventies met bijzondere risicograad, zullen er binnen de geïntegreerde politie kwaliteitsstandaarden (competentieprofiel, selectiecriteria, minimale opleidingen, evaluatie, opvolging,…) en gecertificeerde ‘procedures’ en ‘scenario’s uitgewerkt worden. Die procedures bepalen concreet de manier van optreden van elke politieambtenaar die deelneemt aan een bepaalde interventie. Ook de noodzakelijke middelen en bijzondere bewapening worden aangehaald.
Het is noodzakelijk om hierbij de ‘Gespecialiseerde Steun en Interventie’ van de federale politie te betrekken.
Procedures en opleidingen worden uitgewerkt door een expertenwerkgroep. En op advies van een geïntegreerd strategisch platform en via de federale directeur verantwoordelijk voor de opleidingen goedgekeurd door het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie.
Nationale opleidingscoördinator
Binnen het Federaal Opleidingsinstituut wordt een nationale opleidingscoördinator aangeduid. Die zal ( in het raam van een exportenwerkgroep) de nodige procedure en scenario’s (laten) ontwikkelen en er modulaire opleidingsprogramma’s aan koppelen.
Hij zal jaarlijks rapporteren aan het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie en de AIG. Onder meer over het aantal georganiseerde opleidingen en het aantal opgeleide politieambtenaren. Iedere opleiding is functioneel en is bedoeld om een bepaalde bekwaamheid aan te leren. Ze verlopen volgens het principe ‘train the trainer’.
De uniforme opleidingen bijzondere bijstand worden in een politieschool georganiseerd, maar kunnen ook in de betrokken zone worden onderwezen door praktijkmonitoren. Dit op basis van een erkenningsdossier en in samenspraak met de nationale opleidingscoördinator. Trainingen worden door gevormde praktijkmonitoren in de politiezone of een politieschool georganiseerd.
Opvolging door AIG
De AIG zal de bijzondere bijstand opvolgen en evalueren op basis van de jaarlijkse evaluatieverslagen van de zones en de nationale opleidingscoördinator.
Het AIG stelt jaarlijks een globaal rapport op voor de minister van Binnenlandse Zaken, de voorzitter van Comité P en de commissaris-generaal van de federale politie.
Onmiddellijk van toepassing
De omzendbrief is onmiddellijk van toepassing. De personeelsleden bijzondere bijstand die één of meerdere brevetten politietechnieken of wapengebruik hebben, mogen die houden maar moeten worden bijgeschoold n.a.v. de nieuwe technieken.