De Wet op het Politieambt bevat voortaan een specifiek juridisch kader voor het gebruik van bodycams door de politiediensten. De bepalingen doelen evenwel alleen op de mobiele camera’s die tijdens een interventie worden gedragen door een individueel operationeel personeelslid als onderdeel van zijn uitrusting. Het gaat niet om mobiele camera’s die bijvoorbeeld op een voertuig zijn bevestigd of op een andere manier worden ingezet.
Bodycams
Steeds meer politiezones nemen bodycams in gebruik. Dat zijn kleine camera’s die politiemensen op hun (boven)lichaam dragen en die alles filmen wat er zich voor de lens afspeelt. Op die manier vormen bodycams belangrijke instrumenten om geweld tegen de politie, maar ook geweld door de politie aan te pakken. Een bodycam laat immers toe om incidenten of interventies te contextualiseren aan de hand van beeld- en geluidsopnames. Wetenschappelijk onderzoek heeft ook aangetoond dat het gebruik van de individuele camera een de-escalerend effect heeft.
In het kader van dat steeds toenemende gebruik, werd het topic de voorbije jaren grondig geanalyseerd. Met studies en aanbevelingen van zowel het Controleorgaan op de politionele informatie als de KU Leuven. Uit deze onderzoeken bleek onder meer de noodzaak aan een wetgevend initiatief om een volledig en specifiek wettelijk kader aan te reiken voor het gebruik van die individuele camera’s door de politiediensten.
Wet op het Politieambt
Een bodycam maakt immers deel uit van het uniform en neemt van zeer nabij alle interacties (beeld en geluid) op, ook de persoonlijke interacties van het personeelslid. De Wet op het Politieambt benadert het gebruik van mobiele camera’s op dit moment alleen vanuit het oogpunt van de plaatsen waar ze worden gebruikt.
Individuele camera’s kunnen bovendien beeld en geluid opnemen zonder dat de camera door de politieambtenaar werd aangezet (de zogenaamde “pre-opname”). De gegevens die met deze functie worden verzameld, worden gedurende 30 seconden bewaard en worden na afloop van deze periode automatisch, continu en stapsgewijs gewist. Zodra de opname wordt geactiveerd, wordt de inhoud van het geheugen van de pre-opname toegevoegd aan het begin van de opname. De beelden en het geluid maken het mogelijk om de interacties tussen de politie en burgers die direct voor of na de activering van de camera hebben plaatsgevonden, te contextualiseren en te objectiveren. Het is hier onmogelijk of irrelevant om de toestemming van alle partijen te verkrijgen voordat er geluid wordt opgenomen zoals wel door de wet wordt vereist voor mobiele camera’s.
Een greep uit de redenen waarom de wetgever nu met een specifiek juridisch kader komt voor het gebruik van bodycams door operationele leden van de politie tijdens interventies.
Gebruiksregels
De Wet op het Politieambt bepaalt dat leden van het operationeel kader, in het raam van de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, gebruik mogen maken van hun individuele camera tijdens de duur en op de plaats van hun interventie, in de volgende situaties:
• | in geval van een incident van een zekere ernst, in het bijzonder in het geval van concrete aanwijzingen van risico's op het ontstaan van geweld, voor het gebruik van dwang, voor de schending van de integriteit van leden van de politiediensten of van de oproeper of nog van derden; |
• | wanneer er op basis van het gedrag van de personen, materiële aanwijzingen of omstandigheden van plaats en tijd redelijke gronden zijn om te denken dat er personen zijn die gezocht worden of die geprobeerd hebben een misdrijf te plegen of een misdrijf voorbereiden, of die een misdrijf hebben gepleegd of die de openbare orde zouden kunnen verstoren of hebben verstoord; |
• | in geval van noodzaak om materiële bewijzen van inbreuken te verzamelen en de betrokken personen te identificeren; |
• | bij de uitvoering van opdrachten tijdens dewelke de politiediensten bijstand verlenen wanneer ze daartoe wettelijk worden gevorderd; |
• | bij de uitvoering van opdrachten tijdens dewelke de politiediensten gevorderd worden om de gerechtelijke bevelen te betekenen en ten uitvoer te leggen. |
Aan elk gebruik van een mobiele camera gaat een mondelinge waarschuwing vooraf, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden. Dat is het geval als de waarschuwing
• | een gevaar kan inhouden voor de veiligheid van het lid van het operationeel kader of van derden; |
• | moeilijk of zelfs onmogelijk te realiseren is, gelet op het aantal te waarschuwen aanwezige personen of de afstand tussen hen en het lid van het operationeel kader; |
• | inopportuun is, want het zou het goede verloop van de opdracht aanzienlijk schaden. |
Gebruikstoestemming van de gemeenteraad (politiezones) of minister van Binnenlandse Zaken (federale politie) is niet nodig voor bodycams, zodat het gebruik ervan geen enkele territoriale beperking inhoudt.
Persoonsgegevens en informatie worden minimaal 30 dagen bewaard vanaf het moment van de opname. De korpschef, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of de directeur (al naargelang het geval) zorgen er als verwerkingsverantwoordelijke voor dat de nodige gegevens m.b.t. de individuele camera’s onverwijld worden opgeslagen in een register. Het gaat om de audiovisuele opnames, het tijdstip of de periode van het gebruik van de individuele camera, de identificatiegegevens van het betrokken operationeel personeelslid en de plaats of het traject waarvoor de gegevens bewaard zijn geweest.
In werking: 21 januari 2023 (2 maanden na de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad).
De wetgever voert met de wet ook een kleine nieuwigheid in wat betreft de bewaartermijn van de door camera's geplaatst in opsluitingsplaatsen onder het beheer van de politiediensten geregistreerde persoonsgegevens en informatie. Die nieuwigheid treedt pas binnen 2 jaar in werking, op 21 november 2025. Vanaf dan geldt een minimale bewaartermijn van 30 dagen voor deze gegevens. Nu is dat maximum 12 maanden.