De 6e staatshervorming heeft de reglementering inzake scholing en examensbetreffende de kennis en de vaardigheid die nodig zijn voor het besturen van voertuigen van elke categorie naar de Gewesten overgeheveld. Met zijn regeringsbesluit van 15 juli 2021 voert het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nu zijn eigen reglementering in voor de bestuurders van voertuigen van categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D en D+E.
Koninklijk besluit opgeheven
Dat besluit is van toepassing op het besturen van voertuigen van groep C of D op het grondgebied van het Gewest waarvoor een rijbewijs of een rijbewijs dat als equivalent erkend is, vereist is.
Het schaft een reeks artikelen van het koninklijk besluit van 4 mei 2007 af:
• | artikelen 1 tot 28, 30, 32 tot 34, 35, 37, 39 tot 41 en 44; |
• | artikel 38, lid 2 tot 4; |
• | artikel 35, § 1, 1°, § 2 tot 5; |
• | artikel 42, punten 1 tot 3. |
Het zet ook de elementen van de richtlijn 2018/645 om waarmee Europa de talrijke regels inzake vakbekwaamheid harmoniseert die binnen de Unie van toepassing zijn.
Opleidings- en examencentra
De reglementering somt alle verplichtingen op waaraan de opleidings- en examencentra moeten voldoen. Zo moeten de opleidingscentra erkend zijn door de Minister van mobiliteit. Voor elke erkennings- of hernieuwingsaanvraag van die erkenning moet het opleidingscentrum een vergoeding van 1000 euro betalen. Om de administratie- en controlekosten te dekken, wordt nog eens een jaarlijkse vergoeding van 250 euro gevraagd aan elk opleidingscentrum.
De examinatoren van de examencentra moeten tevens erkend zijn door de Minister. Het besluit benadrukt de centrale rol die Brussel Mobiliteit speelt in de doorstroming en centralisering van de informatie.
Vakbekwaamheid
De bestuurders van voertuigen van categorie C of D moeten over een geldig getuigschrift van vakbekwaamheid (GVB) beschikken dat is uitgereikt door één van de lidstaten van de Europese Unie. Hun activiteit gaat gepaard met een verplichting om een basiskwalificatie en een nascholing te volgen. De examens die voor het verkrijgen van een basiskwalificatie worden afgelegd leiden tot een GVB dat de vakbekwaamheid bewijst. De opleiding die voor het volgen van een nascholing wordt verstrekt, leidt tot een GVB dat de nascholing bewijst.
Het besluit bevat een reeks uitzonderingen op de verplichting om over het GVB te beschikken, zoals bijvoorbeeld, de bestuurders die het praktisch examen afleggen of met het oog daarop een scholing volgen, of nog, de bestuurders van een voertuig dat wordt gebruikt voor rijonderricht met bijstand van een instructeur.
Examens
Het arrest maakt gewag van drie soorten examens:
• | het examen basiskwalificatie; |
• | het aanvullend examen basiskwalificatie; |
• | het gecombineerd examen. |
Deze 3 soorten examens bestaan elk uit een theoretisch en een praktisch gedeelte die in het besluit nader worden toegelicht.
Het aanvullend examen basiskwalificatie stelt de bestuurder:
• | die reeds over een GVB C beschikt in staat om het GVB categorie D te verkrijgen; |
• | die reeds over een GVB D beschikt in staat om het GVB C te verkrijgen. |
Er wordt ook een beroepscommissie opgericht voor wie niet geslaagd is voor het praktische examen.
Nascholing
De houder van het GVB dat de basiskwalificatie aantoont, moet een eerste nascholing volgen binnen vijf jaar na de uitreikingsdatum van dat GVB. De bestuurder die de eerste nascholing heeft gevolgd, volgt om de vijf jaar opnieuw een nascholing vooraleer de geldigheidsperiode van het GVB dat de nascholing bewijst, vervalt.
De nascholing wordt verstrekt in de vorm van 35 uren om de 5 jaar in modules van ten minste zeven uren die over twee opeenvolgende dagen mogen worden gespreid.
Ze omvat ten minste drie modules over:
• | de nascholing in rationeel rijden op basis van de veiligheidsvoorschriften; |
• | de toepassing van de voorschriften; |
• | gezondheid, verkeers- en milieuveiligheid, dienstverlening en logistiek. |
Vergoedingen
Het besluit voorziet meer bepaald in vergoedingen voor:
| |
| |
Bestuurderskwalificatiekaart | |
Theoretisch examen basiskwalificatie | |
| |
| |
| |
Gecombineerd theoretisch examen | |
| |
| |
| |
Praktisch examen basiskwalificatie | |
• Rijproef op de openbare weg | |
| |
Gecombineerd praktisch examen | |
• Rijproef op de openbare weg | |
| |
• Proef op een voor het verkeer afgesloten terrein | |
Alle vergoedingen zijn vastgelegd sinds het kalenderjaar 2020. Ze worden automatisch geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand juni van het voorgaande jaar.
Ze moeten ten laatste op de tiende dag voorafgaand aan de datum van het examen waarvoor ze verschuldigd zijn, worden betaald. Zo niet wordt de afspraak die door het examencentrum werd vastgelegd, geannuleerd. De bedragen worden terugbetaald als de kandidaat het examencentrum ten minste acht werkdagen, zaterdagen niet meegerekend, voor de examendatum heeft verwittigd van zijn afwezigheid.
Inwerkingtreding
Het besluit treedt in werking op 4 augustus 2021, met uitzondering van:
• | artikel 49, § 2 dat in werking treedt op 11 september 2021; |
• | artikel 2, 15 °, alsook artikelen 3, 4, 6, 7, 8, 9, 31, 49, §§ 1 tot 3 die met terugwerkende kracht gelden sinds 23 mei 2020. |
Overgangsmaatregelen
De bestuurderskwalificatiekaarten die voor de datum van inwerkingtreding van het besluit werden uitgereikt blijven geldig tot hun vervaldag.
De erkenningen die voor de inwerkingtreding van het besluit aan de opleidingscentra werden verleend, blijven geldig tot hun vervaldatum.
Enkel de opleidingen die worden gevolgd vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit worden als nascholing in acht genomen.