Vanaf 18 juli 2020 is het voor mensen met een hart- en vaatziekte iets gemakkelijker om hun rijbewijs te krijgen. De criteria zijn versoepeld zodat ze beter aansluiten bij de ‘huidige medische inzichten’. Die zijn enorm geëvolueerd de voorbije jaren, vooral wat betreft de inschatting van de risico’s voor de verkeersveiligheid. Met de wijzigingen schikt ons land zich naar de vereisten uit Europese richtlijn 2016/1106.
Auto’s, vrachtwagens, bussen en landbouwvoertuigen
Er zijn nieuwigheden voor
• | kandidaten van groep 1 : dat zijn kandidaten voor een rijbewijs AM, A1, A2, A, B (personenwagens), B+E of G (landbouwvoertuigen) |
• | kandidaten van groep 2: dat kandidaten voor een rijbewijs C1, C1+E, C (vrachtwagen), C+E, D1, D1+E, D (bus) of D+E en onder meer ook kandidaat-taxichauffeurs, kandidaten voor bezoldigd leerlingenvervoer en kandidaten voor vervoer van personen met ambulance. |
Algemene normen
Kandidaten die lijden aan een aandoening met een duidelijk verhoogd risico op een plotselinge invaliderende gebeurtenis zijn voortaan ‘niet rijgeschikt’, net zoals dat al geldt voor kandidaten die lijden aan een aandoening met een duidelijk verhoogd risico op een plotselinge bewustzijnsstoornis. Het begrip ‘plotseling functieverlies’ werd geschrapt.
Alleen nog kandidaten met ernstige klachten (NYHA klasse 4) door chronisch hartfalen, kransvatlijden, cardiomyopathie, een aangeboren of verworven klepafwijking al dan niet met een prothese, een aangeboren of verworven gebrek van het hart of de grote vaten worden gezien als ‘niet rijgeschikt’. De bepaling dat kandidaten die lichte of matige klachten vertonen door chronisch hartfalen bij gewone of lichte fysieke inspanning (NYHA klasse 2), kransvatlijden, cardiomyopathie, een aangeboren of verworven klepafwijking (al dan niet met prothese), een aangeboren of verworven gebrek van het hart of de grote vaten rijgeschikt kunnen worden verklaard, werd opgeheven.
Ook voor deze groep geldt voortaan de algemene regel dat kandidaten die lijden aan een aandoening met een duidelijk verhoogd risico op een plotselinge bewustzijnsstoornis of plotselinge invaliderende gebeurtenis ‘niet rijgeschikt’ zijn.
Verder zien we dat kandidaten met klachten bij zware fysieke inspanningen door chronisch hartfalen (NYHA klasse 1 en 2), cardiomyopathie, aangeboren of verworven gebrek van het hart of de grote vaten, aangeboren of verworven klepafwijking (al dan niet met een klepprothese), een ischemische hartziekte door kransvatlijden, kunnen telkens voor maximum 3 jaar rijgeschikt worden verklaard na verslag van een cardioloog.
Kandidaten met inspanningsklachten bij gewone fysieke inspanning of rust (NYHA klasse 3 en 4) zijn niet rijgeschikt.
Opleidingsvereisten
Kandidaten die lijden aan symptomatische elektrische cardiopathie, zoals het Brugada-syndroom en het verlengd QT-syndroom zijn ‘niet rijgeschikt’. Maar ingeval van een ingeplante automatische defibrillator kunnen ze nu wel, onder strikte voorwaarden, rijgeschikt worden verklaard.
De kandidaat met ernstige stoornissen van het hartritme of van de atrioventriculaire geleiding zijn niet rijgeschikt. Ook kandidaten met een ingeplante pacemaker. Maar voortaan geldt die regel alleen tijdens de eerste maand na de inplanting van de pacemaker of het vervangen van de elektrode. Vroeger was men niet rijgeschikt tijdens de 3 maanden na de inplanting of elektrodevervanging..
Coronair stelsel, myocard en hartfalen
Tot slot zijn de voorwaarden voor kandidaten met aandoeningen van het coronair stelsel en myocard aangepast. Onder meer voor zij die lijden aan bradyaritmie ten gevolge van sinus-knooppuntziekte of ongecontroleerde maligne hypertensie.
Kandidaten van groep 1 van wie de hartpompfunctie ondersteund wordt door een hulpmiddel kunnen voortaan rijgeschikt worden bevonden door de cardioloog van het centrum dat instaat voor de opvolging van dat hulpmiddelen en de behandeling van de betrokken kandidaat. Het rijgeschiktheidsattest geldt maximum 3 jaar. Kandidaten van groep 2 met een hulpmiddel ter ondersteuning van de hartpompfunctie zijn niet rijgeschikt.