Sinds 20 maart kunnen burgers geen FFP-mondmaskers en alcoholhoudende handgels meer kopen via de kleinhandel. Die producten gaan in eerste instantie naar de erkende gezondheidsbeoefenaars. Ook voor de groothandel in dergelijke producten gelden er beperkingen. Maar ‘ondernemingen’ die PBM’s of biociden moeten aanbieden aan hun personeelsleden in uitvoering van de Welzijnscodex, kunnen daar nog wél terecht. In de praktijk blijkt echter dat de term ‘onderneming’ hier een beetje ongelukkig gekozen is. Ze verhindert de verkoop van PBM’s aan openbare instanties, zoals politiediensten, hulpverleningszones en de civiele bescherming.
Door in een aanvullend ministerieel besluit een ruime invulling te geven aan het begrip ‘onderneming’ lost de minister van Volksgezondheid dit probleem op. Een onderneming – met recht op de voorbehouden PBM – kan volgens haar elk van de volgende organisaties zijn:
• | elke fysieke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent |
• | elke rechtspersoon, én |
• | elke andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. |
Deze aanvulling geldt vanaf de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad. Vanaf 30 maart hebben brandweerlieden, politiemensen en personeelsleden van de civiele bescherming dus ook recht op de voorbehouden beschermingsmiddelen. Te weten:
• | FFP2-maskers; |
• | FFP3-maskers; |
• | hydroalcoholische gels; |
• | beschermschorten al dan niet doorlaatbaar; |
• | beschermbrillen en maskers; |
• | handschoenen (nitril) – lange mouw – minstens 300 mm; |
• | handalcohol; |
• | waterstofperioxide-12 % en verneveltoestellen (nocospray). |
Bron: Ministerieel besluit van 27 maart 2020 tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende bijzondere maatregelen in het kader van de SARS-CoV-2 pandemie op grond van boek XVIII van het Wetboek van economisch recht, BS 30 maart 2020.