De procureurs des Konings van ons land mogen niet langer het bevel geven tot ontruiming van een gekraakt pand. Het Grondwettelijk Hof heeft deze bevoegdheid binnen de Antikraakwet vernietigd. Het bevel vormt een inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en de onschendbaarheid van de woning en daarover is het Hof duidelijk: dwangmaatregelen die een schending van individuele rechten en vrijheden veronderstellen mogen alleen worden uitgevoerd met de toestemming van en onder de controle van een onafhankelijke en onpartijdige rechter wat hier niet noodzakelijk zo is.
Kraken van onbewoonde panden
De Antikraakwet of de ‘Wet betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed’ heeft onder meer het kraken van ‘niet-bewoonde panden’ strafbaar gesteld. In het nieuwe artikel 442/1 van het Strafwetboek, dat op 16 november 2017 van kracht werd, wordt een kraker omschreven als iemand die “zonder een bevel van de overheid hetzij zonder toestemming van een houder van een titel die of een recht dat toegang verschaft tot de betrokken plaats of gebruik van of verblijf in het betrokken goed toestaat en buiten de gevallen waarin de wet het toelaat, op eender welke manier andermans niet bewoonde huis, appartement, kamer, verblijf of de aanhorigheden ervan of enige andere niet bewoonde ruimte of andermans roerend goed dat al dan niet als verblijf kan dienen, hetzij binnendringt, hetzij bezet, hetzij erin verblijft zonder zelf houder te zijn van voormelde titel of recht”. Daarop staat een gevangenisstraf van 8 dagen tot een maand en een geldboete van 26 tot 100 euro (of een van deze straffen).
Bevel tot ontruiming
De titelhouder (eigenaar, huurder,…) van het pand kan de procureur des Konings vragen om de ontruiming van het pand te bevelen. De ‘kraker’ moet het pand dan verlaten binnen de 8 dagen na de kennisgeving. Let wel: de procureur moet de betrokkene in principe verhoren voordat hij het bevel kan uitvaardigen.
Bevelprocedure vernietigd
De bevelprocedure zoals ze vandaag bestaat, vormt volgens het Hof een inmenging op de grondrechten: “Wanneer het niet-bewoonde en zonder titel of recht bezette goed de woonplaats van de betrokken personen uitmaakt, vormt het bevel tot ontruiming van de procureur des Konings een inmenging in hun recht op eerbiediging van het privéleven en in hun recht op onschendbaarheid van de woning. Het voorafgaande optreden van een onafhankelijke en onpartijdige rechter – met inachtneming van de jurisdictionele waarborgen en met name van het recht op toegang tot een rechter en van de rechten van verdediging – is bijgevolg een essentiële waarborg om de inachtneming van de in het geding zijnde grondrechten te verzekering. De uitvoering ervan moet het voorwerp uitmaken van een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
In principe komt het het Openbaar Minister niet toe maatregelen te bevelen die afbreuk doen aan de individuele rechten en vrijheden. Zoals het Hof vroeger al heeft geoordeeld, mogen maartregelen die en dwangmaatregelen of een schending van individuele rechten en vrijheden veronderstellen alleen worden uitgevoerd met de toestemming en onder de controle van een rechter.”
Dat is volgens het Hof binnen de huidige procedure niet noodzakelijk het geval. Het heeft het betrokken
artikel 12 van de Antikraakwet dan ook vernietigd. In
artikel 442/1 van het Strafwetboek worden de woorden ‘aan het bevel tot ontruiming bedoeld in artikel 12 §1 van de Antikraakwet’ die onlosmakelijk zijn verboden met de vernietigde bepaling, vernietigd.