De
PIF-richtlijn bevat minimumvoorschriften om strafbare feiten en sancties te bepalen op het vlak van de bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad.
Iedere schending en elk misbruik van de bepalingen van het Btw-wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten vormt een misdrijf dat strafbaar is volgens de regels van het Btw-wetboek. Deze sancties zijn in principe van administratieve aard. Bij inbreuken die begaan zijn met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, kunnen strafrechtelijke sancties worden opgelegd, die kunnen bestaan uit gevangenisstraffen.
Inzake btw is de PIF-richtlijn alleen van toepassing op de ernstigste vormen van btw-fraude (zoals carrouselfraude, intracommunautaire fraude, ploffraude en btw-fraude) die wordt gepleegd in het kader van een criminele organisatie, die het gemeenschappelijk btw-stelsel, en dus ook de begroting van de Europese Unie, zwaar onderuit kunnen halen.
Ernstige fiscale fraude
Strafbare feiten die een inbreuk vormen op het gemeenschappelijk btw-stelsel, moeten volgens de PIF-richtlijn als ‘ernstig’ worden aangemerkt als ze verband houden met het grondgebied van twee of meer lidstaten, het gevolg zijn van een frauduleuze constructie waarbij die strafbare feiten op gestructureerde wijze worden gepleegd met het oogmerk misbruik te maken van het gemeenschappelijk btw-stelsel, en waarbij de totale uit de strafbare feiten voortvloeiende schade ten minste 10.000.000 euro bedraagt.
Alleen voor zo’n btw-inbreuken bepaalt de PIF-richtlijn dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om deze strafbare feiten te kunnen bestraffen met een maximumsanctie van ten minste 4 jaar gevangenisstraf.
Ons Btw-Wetboek voorziet nu al in een strafrechtelijke sanctie die bestaat uit een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en/of een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro voor overtredingen van de btw-reglementering die, al dan niet georganiseerd, in het raam van ‘ernstige fiscale fraude’ zijn gepleegd. Maar in het Btw-wetboek staat er nog geen definitie van wat als ‘ernstig’ moet worden beschouwd.
Verder bepaalt de PIF-richtlijn dat bij dergelijke btw-inbreuken ook uitlokking en pogingen strafbaar worden gesteld, en dat het bestaan van een criminele organisatie als verzwarende omstandigheid wordt aangemerkt.
De wet van 9 december 2019 verduidelijkt nu in het Btw-wetboek dat
fiscale fraude in ieder geval als ernstig wordt beschouwd wanneer de inbreuken op de btw-reglementering (bedoeld in art. 73, lid 1, Btw-wetboek), verbonden zijn met het grondgebied van ten minste twee lidstaten en een schade veroorzaken van ten minste 10.000.000 euro (
art. 73, nieuw lid 3, Btw-wetboek; ingevoegd door
art. 11, wet van 9 december 2019).
Dit sluit echter niet uit dat een fraude die deze twee voorwaarden niet vervuld, door een rechter alsnog als ernstig kan worden beschouwd (M.v.T. bij wet van 9 december 2019, p. 20).
Poging tot ernstige fiscale fraude
Voortaan voorziet het Btw-wetboek ook een strafrechtelijke sanctie voor wie een ‘
poging’ onderneemt om ernstige fiscale fraude te plegen. Deze inbreuk wordt gestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 jaar en met een geldboete van 26 euro tot 50.000 euro, of met een van die straffen alleen (nieuw art. 73
nonies, Btw-wetboek; ingevoegd door
art. 12, wet van 9 december 2019).
De straf voorzien voor deze poging is lager dan de straf voorzien voor de volledig begane inbreuk.
Ernstige fiscale fraude gepleegd door een criminele organisatie
De wet van 9 december 2019 voert in het Btw-wetboek ook een verzwarende omstandigheid in wanneer de ‘ernstige fiscale fraude’ gepleegd wordt door een criminele organisatie.
Hierbij wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van 1 jaar tot 5 jaar en met een geldboete van 5.000 euro tot 500.000 euro, of met een van die straffen alleen (nieuw art. 73
decies, Btw-wetboek; ingevoegd door
art. 13, wet van 9 december 2019).
Het begrip ‘criminele organisatie’ wordt hier gedefinieerd onder verwijzing naar
artikel 324bis van het Strafwetboek.
In werking
De wet van 9 december 2019 treedt in werking op 28 december 2019, tien dagen nadat ze verscheen in het Belgisch Staatsblad.