Vanaf 1 september 2019 is een rechter niet meer verplicht om een verval van het recht tot sturen uit te spreken en het herstel in het recht tot sturen afhankelijk te maken van examens of onderzoeken als de overtreding werd begaan door een recidiverende voetganger. Momenteel moet dat wel. Maar die wettelijke verplichting schendt artikels 10 en 11 van de Grondwet volgens het Grondwettelijk Hof. Met de wijziging speelt de wetgever dus rechtstreeks in op die uitspraak in arrest 129/2018.
Het Hof oordeelde in dat arrest dat rechters er tot nog toe onterecht toe verplicht zijn om, bij een veroordeling van een recidiverende voetganger die een overtreding van de vierde graad heeft begaan, niet alleen een straf maar ook een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uit te spreken en daarbovenop het herstel van het recht tot sturen afhankelijk te maken van het slagen in het theoretisch en praktisch rijexamen en een geneeskundig en psychologisch onderzoek.
Wanneer de overtreding wordt begaan met een voertuig dat niet in aanmerking komt voor vervallenverklaring, zoals een fiets, geldt die verplichting immers niet. ‘Een verschil in behandeling tussen 2 gelijkaardige categorieën weggebruikers dat niet redelijk te verantwoorden is’, aldus het Hof.
Het Hof wou dan ook dat de wetgever de nodige stappen zette om een einde te maken aan de schending. Iets waar via de wet van 8 mei 2019 gevolg wordt aan gegeven.
De wetgever past artikel 38 van de Wegverkeerswet aan waardoor rechters niet langer verplicht zijn om een verval van het recht tot sturen uit te spreken en het herstel ervan afhankelijk te maken van examens of onderzoeken als de overtreding begaan werd door voetgangers.
Maar let op: er is dan wel geen verplichting meer. Rechters hebben wel nog steeds de mogelijkheid om een verval uit te spreken en examens en onderzoeken op te leggen als ze dat noodzakelijk achten. Net zoals voor de fietsers.
Bron: Wet van 8 mei 2019 tot wijziging van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer en tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, BS 22 augustus 2019.