Slachtoffers van mensenhandel kunnen geen straf krijgen voor misdrijven die zij plegen als die het rechtstreekse gevolg zijn van hun uitbuiting. Die niet-bestraffing geldt ongeacht het soort uitbuiting: seksuele of criminele uitbuiting, werkomstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, uitbuiting voor orgaanwegname of uitbuiting voor bedelarij.
Die niet-bestraffing komt er omdat slachtoffers van mensenhandel vaak de misdrijven niet vrijwillig plegen, maar wel onder druk van de mensenhandelaars. Hen dan een straf opleggen zou niet rechtvaardig zijn.
Het niet straffen moet de slachtoffers ook aanzetten om klacht in te dienen tegen de mensenhandelaars. Nu durven ze dat vaak niet uit vrees dat ook zij zouden gestraft worden voor misdrijven die ze in het kader van hun uitbuiting zelf hebben gepleegd.
Deze wijziging treedt in werking op 1 juli 2019.
Bron: Wet van 22 mei 2019 betreffende de handel in menselijke organen en betreffende het niet-bestraffingbeginsel voor slachtoffers van mensenhandel, BS 21 juni 2019