Vlaanderen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad hebben ingestemd met het samenwerkingsakkoord dat de federale overheid en de gemeenschappen samen hebben afgesloten voor de uitvoering van het Verdrag van Den Haag uit 1996 en de Verordening Brussel IIbis van 2003 over ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen. Het akkoord regelt hoe de verschillende Belgische niveaus – federaal en regionaal – met elkaar moeten samenwerken om beide regelgevingen efficiënt uit te voeren. De dienst Internationale Samenwerking in Burgerlijke zaken bij de FOD Justitie wordt aangeduid als Belgische centrale autoriteit, bij de gemeenschappen komen er contactpunten.
Het akkoord regelt de overdracht van vragen van buitenlandse staten aan de bevoegde Belgische overheden en de overdracht van Belgische verzoeken aan buitenlandse autoriteiten. Het garandeert de informatieuitwisseling tussen de verschillende bevoegde Belgische autoriteiten en de uitwisseling van adviesverzoeken.
Er wordt in een procedure voorzien voor de voorafgaande instemming met de overbrenging naar België van een kind waaraan zorg wordt overwogen door middel van kafala of waarvoor gedacht wordt aan plaatsing in een instelling of opvanggezin. Een dienst van de FOD Justitie behandelt het dossier. Hij verzamelt alle nodige informatie en documenten. Een politieonderzoek behoort tot de mogelijkheden. Daarna gaat het dossier voor advies naar de bevoegde gemeenschap, en eventueel ook naar de Dienst Vreemdelingenzaken.
Tot slot vinden we in het samenwerkingsakkoord ook regels terug over de verdeling van de kosten van de verzoeken, onder meer voor de vertaalkosten van de bijhorende stukken.
Het samenwerkingsakkoord treedt in werking op het moment dat de laatste instemming in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd. Met de Vlaamse instemming en die van de GGC is dat intussen gebeurd voor vier instemmingen. Eerder zijn ook al de federale instemming en die van de Franse Gemeenschap gepubliceerd.
Bronnen:
-Decreet van 3 mei 2019 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 23 augustus 2018 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in uitvoering van het Verdrag van 's-Gravenhage en Verordening Brussel IIbis betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, BS 4 juni 2019
-Ordonnantie van 4 april 2019 tot instemming met : het samenwerkingsakkoord van 23 augustus 2018 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de implementatie van het Verdrag van 's-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen en van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, BS 22 mei 2019.Extra informatie:-
Wet van 26 november 2018 tot instemming met het samenwerkingsakkoord van 23 augustus 2018 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de implementatie van het Verdrag van 's-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen en van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, BS 24 december 2018
-
Decreet van 24 januari 2019 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 23 augustus 2018 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de implementatie van het Verdrag van “s-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen en van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, BS 8 februari 2019