GAS-boetes voor verkeersovertredingen altijd ten laste leggen van de houder van de kentekenplaat, zelfs als die kan aantonen niet de effectieve bestuurder te zijn geweest op het moment van de feiten, schendt de Grondwet en het EVRM ‘in de interpretatie dat het een onweerlegbaar vermoeden van toerekenbaarheid invoert ten laste van de kentekenplaathouder’. Duidelijke taal van het Grondwettelijk Hof in zijn arrest 16/2017 van 9 februari 2017. En een uitspraak waar de wetgever nu aan tegemoetkomt. De GAS-wet wordt aangepast zodat voortaan de effectieve bestuurder opdraait voor de boete.
Toch nog eerst aankloppen bij kentekenplaathouder
Al zal de sanctionerende ambtenaar ook nu nog eerst de kentekenplaathouder aanschrijven. De GAS-wet gaat er bij afwezigheid van de bestuurder immers van uit dat de verkeerovertreding begaan is door de houder van de kentekenplaat van het voertuig. De houder van de kentekenplaat kan dit vermoeden wel weerleggen ‘door met elk middel te bewijzen dat hij niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten’. Hij is in dat geval verplicht om de identiteit van de 'onmiskenbare bestuurder' kenbaar te maken binnen de 30 dagen na kennisgeving van de overtreding, behalve wanneer hij diefstal, fraude of overmacht kan bewijzen. De GAS-wet voorziet zelf geen sanctie indien de houder van de kentekenplaat deze verplichting niet nakomt, maar de wetgever geeft de gemeenten wel de mogelijkheid om hiervoor een GAS-sanctie te voorzien.
Duidelijkheid voor gemeenten
De wijziging schept ook duidelijkheid over de mogelijkheid tot verweer in de procedure voor de sanctionerende ambtenaar. Er bestonden immers al verweermogelijkheden op basis van
artikel 29 van de GAS-wet: ‘De overtreder kan zijn verweermiddelen bij gewone zending overmaken aan de sanctionerende ambtenaar en vragen om gehoord te worden.’
Deze mogelijkheden tot verweer werden door heel wat gemeenten echter niet aanvaard. Zij lazen immers in het oude artikel 33 (boete wordt ten laste gelegd van kentekenplaathouder) een ‘onweerlegbaar vermoeden’ ten aanzien van de kentekenhouder waardoor die niet over de mogelijkheid beschikt om zich bij de sanctionerende ambtenaar te verweren. De betrokkene was dus gehouden om beroep aan te tekenen bij de politierechter. Een erg zware procedure die volgens het Hof in strijd is met het vermoeden van onschuld. Bovendien is het ook een erg tijdrovende procedure voor vaak lichte overtredingen. Op grond van de GAS-wet kunnen gemeenten een administratieve sanctie voorzien voor ‘overtredingen betreffende het stilstaan en parkeren’, voor ‘overtredingen op het verkeersbord C3 (verboden toegang in beide richtingen)’ en voor ‘overtredingen op het verkeersbord F103 (voetgangerszone)’ die werden vastgesteld met automatisch werkende toestellen.
In werking
19 augustus 2018 (10 dagen na publicatie)