Medisch interventieplan voor hulpverlening bij rampen
Nieuws - 15/12/2009
-
Auteur Christine Van Geel
Via een omzendbrief, die verscheen in het Belgisch Staatsblad van 14 december 2009, stelt de minister van Volksgezondheid, Laurette Onkelinx, het medisch interventieplan (MIP) vast. Dat plan wordt opgestart bij calamiteiten waar veel slachtoffers bij betrokken zijn. Het zorgt ervoor dat er snel en voldoende geneeskundig personeel ter plaatse wordt gestuurd. Samen met het psychosociaal interventieplan (PSIP), het sanitair interventieplan (SIP) en het plan risico’s en manifestaties (PRIMA) vormt het medisch interventieplan het ‘monodisciplinair interventieplan van discipline 2’ (medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening).
Afkondiging medisch interventieplan
De 100-centrale of de medische dispatching kondigt formeel het MIP af.
De eerste hulpploegen ter plaatse, leden van discipline 1 (brandweer en civiele bescherming) discipline 2 (geneeskundig personeel) of discipline 3 (politie, gerecht), zijn gemachtigd te vragen het MIP af te kondigen.
Volgende personen zijn gemachtigd om het MIP af te kondigen:
- ■
de Dir-Med (directeur medische hulpverlening) of zijn adjunct;
- ■
de eerste MUG-arts ter plaatse die tijdelijk de functie van Dir-Med waarneemt;
- ■
de federale gezondheidsinspecteur of zijn afgevaardigde;
- ■
de arts van wacht van de dienst Incident and Crisis Management van het directoraat-generaal DG2 van de FOD Volksgezondheid (ICM DG2).
Alarmering
De 100-centrale of de medische dispatching kondigt automatisch het MIP af zodra er sprake is van:
- ■
ofwel ten minste vijf zwaargewonden;
- ■
ofwel tien gewonden met onbekende verwondingen of met letsels waarvan de ernst onbekend is;
- ■
ofwel meer dan 20 personen die mogelijk in gevaar verkeren of die moeten geëvacueerd worden (behalve in gevallen van ordehandhaving).
De 100-centrale alarmeert de federale gezondheidsinspecteur en zijn adjunct, en de Dir-Med en zijn adjunct. Daarnaast stuurt hij 3 MUG-equipes en 5 ziekenwagens ter plaatse.
Het MIP kan ook afgekondigd worden volgens kwalitatieve criteria, rekening houdend met de pathologie of met bijzondere en specifieke situaties.
Operationele coördinatie
De operationele commandopost (CP-OPS) staat op een veilige plaats opgesteld nabij de plaats van interventie. Deze commandopost verzorgt de operationele coördinatie en staat ook in voor de beleidscoördinatie in afwachting van het openen van het coördinatiecomité.
De Dir-Med heeft de leiding van de medische discipline en neemt actief deel aan de activiteiten van de CP-OPS. De 100-centrale zorgt voor de communicatie tussen de verschillende hulpverleners.
Interventieterrein
Het interventieterrein wordt ingedeeld in drie zones: de rode zone, de oranje zone en de gele zone. De medische hulpverlening situeert zich in de oranje zone. Discipline 2 kan enkel in de rode zone aanwezig zijn mits akkoord van de DIR-CP-OPS na overleg met Dir-Med en Dir-BW (bv. voor stabilisatie van levensbedreigend gekwetsten en/of pretriage wanneer dit niet bij het overnamepunt kan gebeuren).
Opdrachten discipline 2
Discipline 2 (de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening) staat in voor:
- ■
de oprichting van de medische keten;
- ■
het toedienen van de geneeskundige en psychosociale zorgen voor slachtoffers en de bij de noodsituatie betrokken personen;
- ■
het vervoer van slachtoffers;
- ■
het nemen van maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid.
Daarnaast staat discipline 2 ook in voor:
- ■
de evaluatie van de globale medische situatie;
- ■
het evalueren en zo nodig bijsturen van de genomen maatregelen;
- ■
het continu informeren van het hulpcentrum 100 (sitrep).
Elk slachtoffer, ook het niet-gekwetste, moet de hulpverleningsketen passeren om getrieerd, gestabiliseerd en geïdentificeerd te worden, om zo op de meest efficiënte manier te kunnen geëvacueerd worden.
Vooruitgeschoven medische post
De vooruitgeschoven medische post (VMP) wordt opgesteld in de oranje zone, op een veilige plaats, en in de nabijheid van een toegangsweg die de transit en de parking van de ziekenwagens toelaat. Daarbij houdt men rekening met de windrichting en het evolutieve risico in overleg met de CP-OPS.
In de VMP worden volgende taken uitgevoerd:
- ■
identificatie en registratie van de slachtoffers;
- ■
triage;
- ■
conditionering;
- ■
verdere verwijzing naar het ziekenhuis of onthaalcentrum.
Elk slachtoffer ontvangt een registratiefiche (MeTTAG-kaart) die de overdracht van minimale medische inforamtie regelt.
De triage deelt de slachtoffers op in drie categorieën:
- ■
T1: onmiddellijke medische behandeling noodzakelijk; levensbedreigende situatie en/of gevaar voor verliezen van een lildmaat of een orgaan. Dringende overbrenging naar het ziekenhuis is aangewezen. Dit komt overeen met de haas op de METTAG-kaart;
- ■
T2: geen levensbedreigende situatie, maar het slachtoffer heeft medische zorgen nodig. Het vervoer naar het ziekenhuis kan hoogstens enkele uren uitgesteld worden. Dit komt overeen met de schildpad op de METTAG-kaart;
- ■
T3: medische behandeling uitstelbaar of niet hoogst noodzakelijk (bv. kneuzingen, kleine of lichte verwonding, emotionele schock). Het vervoer met een ziekenwagen is niet nodig, doch er is nood aan erkenning en identificatie.
In de VMP wordt een lijst bijgehouden van de slachtoffers (gekwetsten en niet-gekwetsten).
Personeel en middelen
Het MIP bevat ook nog de lijst van het inzetbaar personeel (met hiërarchisch schema) en de inzetbare middelen (bv. ziekenwagens, medicatiekoffers, verbandmateriaal, zuurstof, draagberries, dekens enz.). Er kunnen ook nog aanvullende middelen aanwezig zijn, zoals huisartsen, middelen van het leger of van een andere dicipline, enz.
Het personeel dat in eerste instantie wordt ingezet, zijn de MUG-equipes, de hulpverleners-ambulanciers, (zo snel mogelijk) de PIT-equipes (paramedische interventieteams), de SIM (snelle interventiemiddelen) en het Rode Kruis.
De hulpverleners van discipline 2 zijn herkenbaar aan hun groene kazuifels waarop hun functie en identificatie staan.
Actiekaarten
Het MIP moet ook een aantal actiekaarten bevatten. Hierin staan de te nemen acties en bevoegdheden voor iedere functie.
Beëindiging van het MIP
Op vraag van de Dir-Med of de federaal gezondheidsinspecteur, meldt het HC-100 het einde van het MIP aan de intervenianten.
Na elk MIP bezorgen de vertegenwoordigers van alle betrokken diensten zo snel mogelijk een rapport aan de bevoegde gezondheidsinspecteur, met daarin de ingezette middelen, de ondernomen acties en de timing, en het aantal verzorgde slachtoffers en hun bestemming.
Opleiding en oefeningen
Het MIP moet ook de modaliteiten bevatten voor de verspreiding en communicatie naar de intervenanten, samen met de updateprocedure. Daarnaast voorziet het de modaliteiten van de theoretische opleiding van alle intervenanten en de frequentie van de oefeningen. De kennis van de intervenanten moet verfijnd worden via goed georganiseerde oefeningen om de samenwerking met de andere disciplines te optimaliseren
Zie ook: