De Dienst Enquêtes P van het Comité P is verplicht om de bevoegde tuchtrechtelijke overheid in te lichten over mogelijke tuchtrechtelijke fouten. Ook wanneer haar opdracht kadert in een strafrechtelijk onderzoek.
Het huidige artikel bepaalt het volgende: ‘Wanneer een lid van de Dienst Enquêtes P ter gelegenheid van een onderzoek feiten vaststelt die een tuchtrechtelijke fout zouden kunnen uitmaken, geeft de directeur-generaal van de Dienst Enquêtes P daarvan onverwijld kennis aan de bevoegde tuchtrechtelijke overheid.’
In de nasleep van ‘de zaak-Chovanec’ ontstond echter onduidelijkheid over de reikwijdte van deze bepaling. De vaststelling was immers dat de Dienst Enquêtes P, die in opdracht van een onderzoeksrechter een gerechtelijk onderzoek uitvoerde naar het overlijden van de heer Chovanec, de bevoegde tuchtrechtelijke overheid niet had ingelicht over het bestaan van een mogelijke tuchtrechtelijke fout. Volgens de Dienst Enquêtes P was dat immers niet nodig. In een juridische analyse van het Comité P zelf werd gesteld dat de bepaling niet van toepassing is ‘wanneer zij het geheim van het (gerechtelijk) onderzoek kan schaden’. Bovendien beriep het Comité P zich in zijn analyse ook op de parlementaire voorbereiding bij artikel 23, waarin alleen gedacht werd aan “de vaststelling van feiten bij de behandeling van klachten en aangiften door de Dienst Enquêtes P en niet bij de uitvoering van gerechtelijke opdrachten.”
In een analyse die door de dienst Juridische Zaken en Parlementaire Documentatie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd gemaakt, wordt echter een andere interpretatie gegeven. Volgens die analyse, immers, zijn “de bewoordingen van artikel 23 van de wet algemeen en op het eerste gezicht duidelijk en zou het artikel dus ook moeten worden toegepast in het kader van strafrechtelijke onderzoeken.”. Bovendien ging de dienst Juridische Zaken en Parlementaire Documentatie niet akkoord met het Comité P wat het geheim van het onderzoek betreft.
De federale wetgever gaat hier nu op verder en stelt uitdrukkelijk in de wet dat de meldingsplicht ook geldt in het kader van een strafonderzoek. Artikel 23 wordt als volgt aangepast: ‘Wanneer een lid van de Dienst Enquêtes P ter gelegenheid van een strafonderzoek feiten vaststelt die een tuchtrechtelijke fout zouden kunnen uitmaken, geeft de directeur-generaal van de Dienst Enquêtes P daarvan, na akkoord van het openbaar ministerie, desgevallend na raadpleging van de onderzoeksrechter, onverwijld kennis aan de bevoegde tuchtrechtelijke overheid’.
In werking: 8 december 2022.
Bron: 25 APRIL 2022. - Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, wat de verplichting voor de Dienst Enquêtes van het Comité P betreft om in het geval van een strafonderzoek de bevoegde tuchtrechtelijke overheid in te lichten over het bestaan van een mogelijke tuchtrechtelijke fout,BS 28 november 2022, bl. 87771.