De wetgever integreert een reeks bepalingen uit de Dublin III-Verordening (verordening 604/2013) in de Vreemdelingenwet. Deze verordening bevat uniforme regels om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een derdelander of staatsloze wordt ingediend bij een Europese lidstaat. Uitgangspunt is dat er slechts 1 lidstaat verantwoordelijk is. Wanneer een bepaalde lidstaat meent dat het niet zelf, maar een andere lidstaat verantwoordelijk is, dan zal ze aan die lidstaat een overname- of terugname verzoek richten. De verantwoordelijke lidstaat is dan verplicht om de vreemdeling over- of terug te nemen. Via een nieuw artikel 51/5/1 in de Vreemdelingenwet wordt hier concrete uitvoering aan gegeven. België zal voortaan ook de verantwoordelijke lidstaat verzoeken om de betrokken vreemdeling terug te nemen. De wet bevat de nodige procedurele details.
Andere wijzigingen hebben onder meer betrekking op de bevoegdheid voor het nemen van een bevel om het grondgebied te verlaten. Er wordt meer duiding gegeven zodat er een duidelijk onderscheid is tussen langs de ene kant de rechtsgrond om het verblijf te weigeren, te beëindigen of in te trekken en langs de andere kant de rechtsgrond om een bevel om het grondgebied te verlaten uit te reiken.
In werking: 19 juli 2019.
Bron: Wet van 8 mei 2019 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 9 juli 2019.