Iedere Belgische gemeente zal over een Lokale Integrale Veiligheidscel moeten beschikken om radicalisme, extremisme en terrorisme aan te pakken, kortweg een LIVC R. Dat blijkt uit een wetsontwerp dat momenteel voorligt in de Kamer. Momenteel is de oprichting van een Lokale Integrale Veiligheidscel niet verplicht en beslissen de gemeenten zelf of ze het concept al dan niet verder uitwerken. Het blijkt echter een succesvol instrument om gewelddadige radicalisering aan te pakken. De cel concentreert zich immers op de vroege opsporing van mensen die zich in een radicaliseringsproces bevinden en de uitbouw van geïndividualiseerde opvolgtrajecten. Niet vanuit een reactieve en repressieve aanpak met politionele en gerechtelijke opvolging zoals de bestaande Lokale Task Forces (LTF), maar vanuit het verhaal van de inclusieve samenleving waarbij lokale maatschappelijke actoren op de voorgrond staan. En dat blijkt te werken in de gemeenten die nu al een eigen LIVC hebben of er deel van uit maken.
Preventie van terreur
In de toekomst zal iedere gemeente dus over een eigen LIVC R moeten schikken. Met als algemene doelstelling terroristische misdrijven voorkomen. Concreet zal de cel personen die zich in een radicaliseringsproces bevinden, zo vroeg mogelijk opsporen en individueel opvolgen. In principe zal er lokaal gewerkt worden, op het grondgebied van de eigen gemeente of stad. Maar er kan geopteerd worden om een gemeenschappelijke LIVC R op te richten vanuit praktisch oogpunt.
De burgemeesters krijgen een belangrijke rol in dit alles. Niet alleen vindt de organisatie van de LIVC R plaats onder hun leiding, ze zijn ook verantwoordelijk voor de goede werking van de cel en moeten zorgen voor een goede dynamiek tussen de deelnemers.
Samenstelling
De samenstelling van een LIVR kan variëren naargelang de specifiteiten van de gemeente (omvang, criminaliteitsgraad, bestaande projecten, infrastructuur,…). Bovendien kan de samenstelling aangepast worden naargelang de casus.
De burgemeester moet dan ook personen uitnodigen ‘die vanuit hun functie kunnen bijdragen aan een geïndividualiseerde casusgericht opvolging op lokaal niveau van personen die in meer of mindere mater signalen van een radicaliseringsproces vertonen’. Voorbeelden hiervan zijn de lokale medewerkers belast met het dossier radicalisering, preventiemedewerkers, vertegenwoordigers van scholen, CLB’s, de sociale dienst van het OCMW, ziekenhuizen, bemiddelingsdiensten, begeleidingsdiensten voor minderjarigen, VDAB en werkwinkels, CAW’s, enz.
Naast de burgemeester zal de Information Officer van de lokale politie altijd deelnemen aan de vergaderingen. Dat is nodig om de link met de Lokale Task Force te garanderen. De Information Officer kan bijvoorbeeld ook de informatiekaarten van bepaalde personen uit de databank van het OCAD meedelen in de LIVC R.
Ook de gemeenteambtenaar die instaat voor de coördinatie, de ondersteuning en de begeleiding van de verschillende gemeentelijke preventiemaatregelen krijgt een gegarandeerd zitje in de cel.
Uitzondering op strafbaarstelling beroepsgeheim
Om de goede werking van de LIVC R te waarborgen is het noodzakelijk dat de leden vertrouwelijke informatie kunnen delen, ook zij die gebonden zijn door het beroepsgeheim. De LIVC R wordt dan ook toegevoegd aan artikel 458ter van het Strafwetboek dat een uitzondering voorziet op de strafbaarstelling van de schending van het beroepsgeheim.
Om de werklast van de gemeenten niet onnodig te verhogen, zal de cel alleen samenkomen op vraag van een van de leden of wanneer een individuele casus moet worden besproken. Als er geen elementen van radicalisering zijn of geen imminente terroristische dreiging, kan de cel dus in ‘slaapstand’ worden gehouden.
Bron: Wetsontwerp tot oprichting van Lokale Integrale Veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme, Parl. St. Kamer 2018,
nr. 54K3209/001.