Elke politieambtenaar is verplicht - en kan er strafrechtelijk voor gesanctioneerd worden - om zelf relevante informatie voor de strafvordering mee te delen aan de gerechtelijke overheid (openbaar ministerie of onderzoeksrechter). Het Hof van Cassatie zette daar in een arrest van 22 mei 2018 belangrijke bakens over uit. “Vooral bij politionele informantenwerking, maar ook meer algemeen voor politionele informatiehuishouding, is dat een zeer relevante uitspraak”, zo schrijft Frank Schuermans, advocaat-generaal in Gent en lid van het Controleorgaan op de politionele informatie, in De Juristenkrant.
Bij het onderzoek naar de aanslag op het Joods Museum in Brussel in 2014 had een politieambtenaar belast met informantenwerking geen vertrouwelijk verslag opgesteld met relevante informatie over het wapen van de dader.
Artikel 44/11/1 WPA
De basis voor de ambtelijke verplichting om die informatie te melden is te vinden in artikel 44/11/1, 1e lid van de wet op het politieambt (WPA). Daarin staat dat het voor leden van de politiediensten strafbaar is om willens en wetens informatie achter te houden die van belang is voor de uitoefening van de strafvordering of die aanleiding kan geven tot het nemen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van personen, van de openbare veiligheid of van de openbare gezondheid. Het is ook strafbaar om willens en wetens na te laten om de algemene nationale gegevensbank (ANG) te voeden. Cassatie verduidelijkt dat op elke individuele politieambtenaar het verbod op het achterhouden van informatie - en dus het meedelen van de relevante informatie - aan de bevoegde gerechtelijke overheid van toepassing is, en dat die mededelingsplicht niet verdwijnt door bijvoorbeeld de hiërarchisch meerdere in te lichten.
Vertrouwelijk verslag
De Brusselse procureur-generaal die de zaak voor het Hof van Cassatie bracht, argumenteerde dat het gegeven dat een politieambtenaar de informatie meedeelt aan zijn hiërarchische oversten, hem niet ontslaat “van zijn persoonlijke verplichting om die informatie via een vertrouwelijk verslag aan het openbaar ministerie ter kennis te brengen, net zoals dat geldt voor eender welke inlichting die relevant is voor de strafvordering (en dat normaal gezien via proces-verbaal). Evenmin doet een mededeling aan de hiërarchische oversten bij die laatste de verplichting ontstaan om, in de plaats van hij die als politieambtenaar-contactambtenaar de informatie uit de informantenwerking kreeg, het vertrouwelijk verslag op te stellen.” Cassatie volgt die redenering en voegt eraan toe dat de politieambtenaar als feitelijk ontvanger van de informatie ook de meest geschikte persoon is om die informatie mee te delen aan de gerechtelijke overheid.
Zoeken naar evenwicht
“Hoewel de uitspraak moet toegejuicht worden, kan men niet blind zijn voor de mogelijke keerzijde van de medaille”, aldus Schuermans, “zoals de parlementaire onderzoekscommissie ‘aanslagen’ terecht laakte: ‘infobesitas’, waarbij politieambtenaren om zich ‘in te dekken’ zowat alles op papier zetten. Het zoeken van het goede evenwicht waarbij alleen relevante informatie moet doorstromen blijft een moeilijk en voortdurend evenwicht dat, voor zoveel als nodig, de complexiteit van de functie van politieambtenaar aantoont.”
Het volledige artikel over het arrest van het Hof van Cassatie in Gent kunt u lezen in De Juristenkrant van 27 juni 2018 (ook beschikbaar via Polinfo.be).