Ons land heeft een nieuw ‘nucleair en radiologisch noodplan’. Het bouwt verder op de fundamenten van het huidige noodplan maar vertrekt vanuit een nieuwe structuur en een ruimer toepassingsgebied. Met als blikvangers de nieuwe opdeling van noodsituaties, het ‘geïntegreerd crisisbeheer’, de grotere rol van de lokale actoren (gouverneurs en burgemeesters) en de ruimere verspreiding van jodiumtabletten. Het ‘KB van 1 maart 2018 tot vaststelling van het nieuwe plan’ treedt in werking op 16 maart, 10 dagen na publicatie.
Waarom noodplanning?
België heeft al een nucleair en radiologisch noodplan sinds 1991. Voor de betrokken overheden gaat het dus om gekende materie: het plan verduidelijkt hoe ze zich moeten voorbereiden op een eventuele kernramp of radiologische noodsituatie, welke verantwoordelijkheden ze hebben wanneer er zich effectief een incident voordoet en hoe de aanpak verloopt in de periode nadien. Het noodplan omvat echter alleen ‘het wettelijke kader’. Het bestaat niet op zich, maar moet worden aangevuld met specifieke procedures en middelen van betrokken actoren, en dat volgens hun bevoegdheids- en expertisedomein. Denk aan aangepaste verkeersplannen van de politie, medische reactieplannen, of specifieke brandbestrijdingsscenario’s.
En dat is in het nieuwe noodplan niet anders. Hoewel er geen concrete aanleiding was voor de opmaak van het Noodplan 2018, drong een update zich op. Het vorige plan was immers al 15 jaar oud. De fundamenten van de tekst uit 2003 werden behouden, maar aangepast aan nieuwe inzichten naar aanleiding van evacuaties, oefeningen en reële incidenten in binnen- en buitenland. Zo waren er onder meer het jodiumlek bij het IRE in Fleurus in 2008 waarbij het noodplan voor het eerst geactiveerd werd en de kernramp in Fukushima in 2011.
Ruimer toepassingsgebied
Het nieuwe noodplan is in de eerste plaats gericht op noodsituaties in de Belgische nucleaire inrichtingen van klasse I (zowel de huidige als eventuele toekomstige inrichtingen), in uitbating. Momenteel gaat het om de kerncentrales van Doel en Tihange, het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) in Mol, het Instituut voor Radio-elementen (IRE) in Fleurus, Belgoprocess (BP) in Dessel en het JRC-Geel in Geel.
Maar het plan is ook van toepassing op
• | noodsituaties in de buitenlandse kerncentrales die gelegen zijn op minder dan 100km van België, namelijk de kerncentrales van Chooz, Gravelines en Cattenom (Frankrijk) en de kerncentrale van Borssele (Nederland); |
• | de radiologische noodsituaties met betrekking tot militaire tuigen of in militaire installaties; |
• | de radiologische noodsituaties bij vervoer van nieuwe of verbruikte splijtstoffen, of van radioactief afval afkomstig van de opwerking van verbruikte splijtstoffen; |
• | het neerstorten van een ruimtetuig dat een radioactieve bron bevat; |
• | radiologische noodsituaties ten gevolge van terroristische daden of kwaad opzet. |
Het kan ook gelden voor andere installaties waar radioactieve producten worden gebruikt zoals bijvoorbeeld de ziekenhuizen wanneer de inzet van de hulpdiensten/betrokken actoren een gecoördineerde aanpak vereist.
Andere radiologische noodsituaties worden eerst op gemeentelijk of provinciaal niveau beheerd, met een mogelijkheid tot federale ondersteuning of opschaling naar federaal beheer.
Noodsituatie: 3 fasen
Voortaan is een noodsituatie, conform de internationale aanbevelingen, opgedeeld in 3 fasen: de noodfase, de overgangsfase en de nazorgfase.
De noodfase begint wanneer men weet krijgt van een gebeurtenis die een gevaar of risico inhoudt op blootstelling van de bevolking aan ioniserende stralen boven de jaarlijkse dosislimiet (1 mSv/j) voor de bevolking, en de afkondiging van de federale fase door de minister van Binnenlandse Zaken en Veiligheid (op advies van het federaal coördinatiecomité). Het vorige noodplan verwees niet specifiek naar de afkondiging van de federale fase van het crisisbeheer.
Zodra de situatie onder controle is vanuit technisch standpunt en elk risico op verslechtering of een latere aanzienlijke lozing van radioactieve stoffen redelijkerwijs kan worden uitgeschakeld, belanden we in de overgangsfase. Deze fase moet geleidelijk aan leiden tot een uitweg uit de crisis en een terugkeer naar de situatie voor de crisis of tot een nieuwe situatie van blootstelling die ontstaan is door contaminatie van het leefmilieu ten gevolge van de lozing van radioactieve stoffen. In dit laatste geval heeft de overgangsfase tot doel om de beschermingsmaatregelen genomen tijdens de noodfase op te heffen of aan te passen en eventueel nieuwe maatregelen te nemen.
De nazorgfase begint met de afkondiging van het einde van de noodsituatie door de beleidscel (beschermingsmaatregelen zijn uitgevoerd, situatie is onder controle, oorzaken zijn voldoende gekend, gevolgen zijn voldoende gekenmerkt, opvolgstrategie is bepaald, bevolking is ingelicht). Deze fase heeft als doelen: bescherming van de bevolking, ondersteuning van de getroffen bevolking, geleidelijk herstel van de getroffen gebieden, van de economische activiteiten en de sociale structuur.
Classificatie
De classificatie van noodsituaties werd aangepast aan deze van het IAEA: : alert (N0), facility emergency (N1), site area emergency (N1, N2), general emergency (N2, N3), general emergency reflex mode (NR).
De meldings- en notificatieplicht van de uitbaters van de betrokken installaties werd hierop afgesteld. Bij een melding (alert) en bij een notificatie (andere noodklassen) moeten bijvoorbeeld zowel het CGCCR als de betrokken gouverneur(s) en burgemeester(s) op de hoogte gebracht. Notificaties leiden dan weer – ongeacht het niveau – tot de activering van het noodplan en tot de onmiddellijke alarmering en mobilisering van de crisiscellen op federaal niveau en de crisiscellen op lokaal niveau binnen de noodplanningszone.
Geïntegreerd crisisbeheer
Het concept ‘geïntegreerd crisisbeheer’ is nieuw. De term wijst op de nauwe samenwerking op en tussen de verschillende bestuurlijke niveaus bij het crisisbeheer aan bod komen (de beeldvorming en het voorbereiden, het nemen en opvolgen van beslissingen). Maar ook op de verschillende factoren die tijdens deze processen in aanmerking moeten worden genomen (radiologisch-technisch, socio-economisch, operationeel, communicatie en de internationale context).
Op federaal niveau wordt voortaan een onderscheid gemaakt tussen coördinatie en beleid. Het federaal Coördinatiecomité staat in voor de coördinatie en stuurt het crisisbeheer aan wat betreft de beeldvorming, de voorbereiding en de opvolging van beslissingen over beschermingsmaatregelen. De federale beleidscel is verantwoordelijk voor het nemen van de beslissingen m.b.t. beschermingsmaatregelen t.a.v. de bevolking en de voedselketen, alsook m.b.t. iedere andere maatregel in het kader van het algemeen belang.
Maar los daarvan kunnen ook de betrokken gouverneurs en burgemeesters bepaalde maatregelen nemen wanneer dat nodig zou zijn. Ze moeten hierover wel op voorhand overleggen met het coördinatiecomité.
De socio-economische cel wordt afgeschaft. Op het moment van een noodsituatie is het immers zeer moeilijk, maar ook niet prioritair om de socio-economische aspecten in te schatten. Het nieuwe noodplan richt evenwel een socio-economische component op binnen het coördinatiecomité. Doel is de socio-economische sectoren opvolgen aan de hand van vooraf uitgevoerde kwetsbaarheidsanalyses en de lokale overheden ondersteunen bij de aanpak van de socio-economische gevolgen.
Het nieuwe plan gaat ook dieper in op de interactie tussen de verschillende crisisstructuren op federaal, regionaal en lokaal niveau. En ook de samenwerking op internationaal niveau wordt uitvoeriger beschreven.
Uitwerking noodplan
In ieder hoofdstuk van het plan wordt verwezen naar de voorbereidingen van de specifieke bepalingen die nodig zijn om het operationeel te maken. Het plan moet immers nog verder worden aangevuld met uitvoeringsbepalingen (opleiding, noodplanoefeningen, enz.) De provinciegouverneur die zich in een noodplanningszone rond de nucleaire installatie bevindt, moet bijvoorbeeld een bijzonder nood- en interventieplan opstellen. Omvat de noodplanningszone meerdere provincies, dan worden er zonale plannen uitgewerkt.
Er wordt een multidisciplinair expertisecentrum opgericht in de schoot van het CGCCR voor chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico’s.
Verdeling jodiumtabletten
Het noodplan maakt een onderscheid tussen
• | noodplanningszones: dat zijn de zones waar de bijhorende beschermingsmaatregelen (innemen jodiumtabletten, schuilen en evacuatie) vooraf uitvoerig voorbereid moeten worden. Deze zones bevinden zich in de onmiddellijke nabijheid van de sites waarop het plan betrekking heeft; en de |
• | extensiezones met het oog op de mogelijke uitbreiding van de directe beschermingsmaatregelen voor de bevolking tot 100km voor de inname van jodium en de schuilmaatregelen en tot 20km voor de evacuatie. |
De noodplanningszone voor schuilen die momenteel voorzien is op 10km rond de kerncentrales wordt uitgebreid tot 20 km en daardoor geharmoniseerd met de zone voor predistributie van jodiumtabletten.
(*) in deze noodplanningszone worden vooraf dozen met stabiele jodiumtabletten uitgedeeld aan families en collectiviteiten (scholen, ziekenhuizen, fabrieken, kinderdagverblijven, hulpdiensten, enz.). Bovendien zijn er reserves van dozen met tabletten beschikbaar in alle apotheken.
Buiten de noodplanningszones en voor heel het Belgische grondgebied (extensiezone) worden vooraf dozen met jodiumtabletten ter beschikking gesteld in eerste instantie voor kinderen, zwangere vrouwen, en vrouwen die borstvoeding geven (prioritaire doelgroep) en voor de collectiviteiten voor deze doelgroep. Verder beschikken alle apothekers over reserves stabiel jodium en zijn er bovendien voorraden met stabiele jodiumtabletten beschikbaar op verschillende plaatsen. Er worden procedures uitgewerkt m.b.t. de snelle verdeling van deze tabletten tijdens een noodsituaties onder de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken.
(**) in deze zone worden onmiddellijk beschermingsmaatregelen voor de bevolking genomen, beperkt tot alarmering, schuilen, en luisteren naar de media, in afwachting van de oprichting van de cellen en comités op federaal niveau en op het niveau van de betrokken gouverneurs en burgemeesters, alsook op basis van vooraf opgestelde operationele criteria die opgenomen zijn in de interne noodplannen van de betrokken installaties.