De politiediensten hebben geen machtigingen meer nodig van het sectoraal comité voor de federale overheid om persoonsgegevens vanuit overheidsdatabanken te verwerken. Die expliciete machtigingsvrijstelling staat voortaan uitdrukkelijk in de Privacywet. De wetgever wil hiermee vermijden dat er nog onzekerheid ontstaat, zoals recent het geval was met de opsporing van eigenaars van geflitste voertuigen.
De wettigheid van de flitsboetes kwam in december vorig jaar op de helling te staan na een uitspraak van het Hof van Cassatie. Volgens het Hof moeten de politiediensten immers steeds over een machtiging beschikken van het sectoraal comité om toegang te hebben tot databanken van andere overheidsdiensten, zoals de Kruispuntbank van de Voertuigen. En dat was conform de bestaande wetgeving niet het geval.
Onvoldoende
Maar volgens het Hof van Cassatie dekt de vlag onvoldoende de lading… Om de wettigheid van flitsboetes te garanderen werd dan ook meteen na de uitspraak van het Hof een specifieke machtiging verleend door het sectoraal comité. Zij het alleen voor de verwerking van persoonsgegevens van het DIV.
Wat met informatie uit andere databanken?
De vraag bleef dus of de politie voor àlle types van werking van persoonsgegevens van andere overheidsdiensten gemachtigd was. De wetgever wil daarom voor eens en altijd duidelijkheid in de materie: de Privacywet stelt de politiediensten, bij de uitvoering van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, voortaan vrij van alle voorafgaande machtigingen door het sectoraal comité die nodig zijn voor de verwerking van persoonsgegevens van de overheidsdiensten.
Terugwerkende kracht
De wet heeft terugwerkende kracht, met ingang van 26 juni 2003. Dat is de dag waarop artikel 36bis van de Privacywet in werking is getreden. Meteen ook een garantie voor de rechtszekerheid van oude flitsboetes.